Komt een schuldenaar in een wederkerige rechtsverhouding zijn opeisbare verbintenis niet na, dan heeft de schuldeiser het recht om de nakoming van zijn eigen verbintenis op te schorten. De schuldeiser of excipiens past in dat geval de enac toe. De enac is een tijdelijk verweermiddel. Wanneer de schuldenaar zijn verbintenis alsnog nakomt of aanbiedt uit te voeren, herneemt het contract zijn normale uitwerking en is ook de excipiens terug tot nakoming van de eigen verbintenis gehouden. In het verleden rees de vraag of de schuldeiser ertoe gehouden is om zijn schuldenaar op de hoogte te brengen van de uitoefening van dit opschortingsrecht. In een arrest van 13 januari 2017 bracht het Hof van Cassatie duidelijkheid en oordeelde het dat de enac in principe een niet-mededelingsplichtige rechtshandeling is. Deze rechtspraak werd intussen gecodificeerd in artikel 5.239, §3 BW. Op heden is evenwel nooit duidelijk geworden waarom de enac in principe niet-mededelingsplichtig is. Ook over de uitzonderingen op dat niet-mededelingsplichtige karakter bestaat op dit ogenblik weinig duidelijkheid: een kennisgeving is terug aan de orde “wanneer de goede trouw dat vereist”, aldus artikel 5.239, §3 BW. In deze blogpost – die de krachtlijnen weergeeft van een meer uitvoerige en beter gestoffeerde bijdrage in het TBBR – ga ik op zoek naar een verklaring voor dat niet-mededelingsplichtig karakter en onderneem ik ook een poging om de gevallen bloot te leggen waarbij een kennisgeving zich bij de enac uitzonderlijk opnieuw opdringt.

§3. Wanneer de verbintenis van de schuldenaar nog niet opeisbaar is of wanneer de goede trouw dat vereist, moet de opschorting zonder onnodige vertraging schriftelijk ter kennis worden gebracht. De kennisgeving vermeldt de reden van de opschorting en de omstandigheden die de opschorting rechtvaardigen.

Art. 5.239, §3 BW
Buitenbeentje in het contractenrecht

Indien een eenzijdige rechtshandeling in een contractuele rechtsverhouding ingrijpt, heeft zij doorgaans een mededelingsplichtig karakter. We spreken in dat geval over een eenzijdige, mededelingsplichtige rechtshandeling. Bij dit type rechtshandeling vormt de kennisgeving een toepassingsvoorwaarde of constitutief bestanddeel. Dat wil zeggen dat de auteur van de rechtshandeling zijn wilsverklaring aan de medecontractant ter kennis moet brengen opdat de rechtshandeling uitwerking krijgt (art. 1.4, lid 2 BW). Denk aan de ontbinding, opzegging of herroeping van een contract: bij deze drie rechtsfiguren is een kennisgeving noodzakelijk opdat het contract (na verloop van tijd) eindigt. De verklaring voor dit mededelingsplichtig karakter ligt voor de hand: de rechtsgevolgen van een eenzijdige rechtshandeling die in een bestaande contractuele rechtsverhouding ingrijpt, hebben onvermijdelijk een impact op de rechtssfeer van de medecontractant. Om die reden zijn eenzijdige niet-mededelingsplichtige rechtshandelingen in het contractenrecht zeldzaam. Dat zijn rechtshandelingen waarbij het door de wil beoogde rechtsgevolg al intreedt door de enkele wilsuiting van de auteur van de rechtshandeling, zonder dat een kennisgeving vereist is.

Op de vraag waarom de enac uit de pas loopt, ging de Belgische rechtsleer nog niet in. Ook het Hof van Cassatie noch de Toelichting bij Boek 5 geven op dit punt een inkijk. Ik breng dat niet-mededelingsplichtig karakter in mijn TBBR-bijdrage in verband met de rechtspraak van het hoogste rechtscollege, waarbij het Hof van Cassatie van oordeel is dat de enac in wederkerige contracten van rechtswege geldt (Cass. 15 april 1993; Cass. 14 maart 1991) (of nog: inherent is aan de aard van deze contracten (Cass. 13 september 1973), of nog: tot het wezen ervan behoort). Met andere woorden: komt een schuldenaar in een wederkerige rechtsverhouding de eigen verbintenis op toerekenbare wijze niet na (en is het onbetwist dat hij daartoe nochtans als eerste gehouden is), dan mag de schuldenaar zich aan de toepassing van de enac verwachten. Precies omdat de enac inherent is aan de aard van een wederkerige rechtsverhouding, weet of behoort de schuldenaar te weten dat een toerekenbare niet-nakoming van de eigen verbintenis als eerste reactie de tijdelijke opschorting van de tegenprestatie zal uitlokken. Ook in het Nederlandse recht gaat men uit van de idee dat een schuldenaar die de eigen verbintenis niet nakomt daarvan doorgaans niet onkundig zal zijn, en bovendien weet of behoort te weten dat die niet-nakoming de opeisbaarheid van de tegenprestatie zal aantasten. Een kennisgeving waarin de excipiens zijn schuldenaar voor die opschorting waarschuwt (of die de schuldenaar meldt dat de tegenprestatie werd opgeschort), is volgens mij om die reden als principe overbodig.

Uitzonderlijke kennisgevingsplicht op basis van aanvullende werking goede trouw

Dat principe neemt niet weg dat zich uitzonderlijk wel voorafgaand of tijdens de opschorting een kennisgeving van de excipiens aan de schuldenaar kan opdringen. Hierna ga ik in op twee courante gevallen waarin zo een kennisgevingsplicht terug aan de orde is.

a. Tijdelijk verweermiddel

Zoals aangegeven, is de enac een tijdelijk verweermiddel. Beroept een contractspartij zich op de enac, dan doet zij dat met het oog op de instandhouding en de verdere, correcte afwikkeling van het contract. Wenst een contractspartij van de nakoming van de eigen verbintenis blijvend bevrijd te zijn, dan moet zij haar toevlucht nemen tot andere rechtsfiguren, zoals de ontbinding wegens toerekenbare niet-nakoming. Een beroep op de enac mag er dus niet toe leiden dat de uitvoering van de opgeschorte verbintenis in de toekomst onmogelijk of zinloos wordt. Zolang een contractspartij voor de enac kiest, moet zij in staat blijven de eigen verbintenis na te komen. Dreigt de verdere uitvoering van de opgeschorte verbintenis (op termijn) in het gedrang te komen, dan moet de excipiens zijn medecontractant daarvoor waarschuwen. De feiten van het cassatiearrest uit 2017 bieden een goede illustratie: ondanks zijn herhaald verzoek ontvangt de advocaat geen provisie van zijn cliënte. Daarom voert hij de gevraagde prestatie – aangifte doen van de schuldvordering van cliënte in het faillissement van haar ex-werkgever – niet uit. De advocaat onderneemt geen verdere stappen (en beroept zich dus op de enac), waardoor de termijn om aangifte te doen verstrijkt. Als tijdelijk verweermiddel hoefde de cliënte zich evenwel niet te verwachten aan de onmogelijkheid tot nakoming van de opgeschorte verbintenis. De advocaat had zijn cliënte dan ook tijdig voor dit risico moeten waarschuwen.

Deze kennisgevingsplicht zou men kunnen aanmerken als een toepassing van de schadebeperkingsplicht die tijdens de contractuitvoering op elke partij rust en die intussen gecodificeerd werd in art. 5.238, lid 1 BW. Ook op de excipiens rust de verplichting maatregelen te treffen om te voorkomen dat de situatie tijdens de opschortingsperiode verergert, in de zin dat de contractuele rechtsverhouding niet kan herleven. Een kennisgeving is dan een manier om die schade te beperken: waarschuwt de excipiens zijn medecontractant op tijd, dan kan de kennisgeving de nalatige medecontractant ertoe bewegen om de eigen verbintenis alsnog tijdig na te komen, en verdere schade voorkomen.

b. Opeisbare schuldvordering

Daarnaast kan een kennisgeving ook soelaas bieden indien de medecontractant onwetend is dat hij moet presteren of twijfel bestaat wie als eerste moet presteren. Zowel in België als in Nederland deed dit probleem zich eerder al voor in huurrelaties, waarbij de huurder de eigen betalingsverbintenis opschortte omdat de verhuurder (voor zijn rekening komende) gebreken aan het gehuurde goed niet had verholpen. In een arrest van 6 juni 1997 oordeelde de Hoge Raad dat de huurder bij gebreken in het gehuurde goed in beginsel niet bevoegd is tot opschorting over te gaan, zolang hij de verhuurder niet van de gebreken op de hoogte gebracht heeft. Enkel indien de huurder aantoont dat de verhuurder met de gebreken bekend was, is zo een kennisgeving niet aan de orde. Deze kennisgevingsvereiste kan men verklaren vanuit de vaststelling dat de verhuurder doorgaans niet zelf in het gehuurde goed verblijft en dus ook geen kennis van de gebreken heeft. Het Belgische Hof van Cassatie sprak zich eerder in dezelfde zin uit (Cass. 30 september 1965). Inhoudelijk volstaat het dat de kennisgeving de verhuurder over de gebreken informeert. In deze fase waarschuwen voor de toepassing, de redenen en de gevolgen van de enac zou wat voorbarig zijn, en bovendien behoort de verhuurder te weten dat de enac van rechtswege geldt – en dus zonder dat een kennisgeving vereist is – indien de herstellingen uitblijven.

Besluit: het belang van declaratieve kennisgevingen in het contractenrecht

Men stelt vast dat de kennisgeving in deze uitzonderlijke gevallen niet constitutief werkt. Deze kennisgevingen zijn immers geen vereiste opdat het met de enac beoogde rechtsgevolg (d.i. de opschorting van de eigen verbintenis) kan intreden. De genoemde uitzonderingen hebben eigenlijk weinig met de inwerkingstelling van de enac zelf te maken. Ofwel beoogt de kennisgeving op scherp te stellen wie in een wederkerig contract als eerste moet presteren. Het is perfect denkbaar dat een dergelijke kennisgeving ook plaatsvindt zonder dat een partij naderhand beslist om de enac in werking te stellen. Ofwel waarschuwt een kennisgeving dat de enac tot meer verstrekkende gevolgen aanleiding zal geven dan een tijdelijke opschorting van de eigen prestatie. Ook deze kennisgeving is niet constitutief, nu zij vaak zal volgen op de eerdere (niet-meegedeelde) inwerkingstelling van de enac.

Postdoctoraal onderzoeker aan het Instituut voor Verbintenissenrecht KU Leuven | Website | + posts

0 reacties

Een reactie achterlaten

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *