Op 13 februari 2024 berichtte VRTNWS over de boerenprotesten met de kop “Tientallen miljoenen euro’s economische schade” in haven door boerenprotesten. Enkele boeren verhinderden de toegang tot de Antwerpse haven met filterblokkades. De vraag rijst of zulke blokkades aanleiding kunnen geven tot een schadeloosstellingsplicht op basis van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht.
Wat is schade?
Een antwoord op die vraag begint bij het schadebegrip. Schade is de krenking van een rechtmatig belang, waarbij de benadeelde in een minder gunstige toestand terechtkomt dan de toestand waarin die zich zou hebben bevonden mocht het schadegeval zijn uitgebleven. Klassiek wordt het schadebegrip opgedeeld in ‘lichamelijke schade’, ‘schade aan zaken’ en ‘zuiver economische schade’. Enkel natuurlijke personen kunnen lichamelijke schade oplopen. De politieagent die bij een betoging met stenen wordt bekogeld en een hoofdwonde oploopt, lijdt zo’n schade. Bij schade aan zaken leidt het schadegeval ertoe dat een zaak niet langer op dezelfde manier voor de benadeelde beschikbaar is om te gebruiken. De eigenaar van een fiets die bij een betoging op een brandstapel wordt gegooid, kan deze niet meer gebruiken om zich te verplaatsen. Tot slot is er de zuiver economische schade. Dit is de schade die aan een lichaam noch zaak wordt toegebracht (en die ook niet als gevolgschade van beide types schade kan worden beschouwd). Een voorbeeld van zuiver economische schade is het loon dat een werkgever aan een werknemer moet betalen, zonder dat de werkgever daarvoor arbeidsprestaties in ruil ontvangen heeft. Zo’n schadegeval kan zich voordoen wanneer een werknemer van een havenbedrijf onrechtmatig wordt gehinderd op weg naar het werk.
Dat een schadeverwekker lichamelijke schade en schade aan zaken moet vergoeden, is evident. De vergoedbaarheid van zuiver economische schade daarentegen ligt gevoeliger. Een rechtsstelsel kan dit type schade op verschillende manieren benaderen. In het Amerikaanse recht bijvoorbeeld – i.e. de majority rule over de verschillende deelstaten – komt zuiver economische schade in een buitencontractuele context in het algemeen niet voor schadeloosstelling in aanmerking. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden laat het recht van enkele deelstaten schadeloosstelling toe (voor een goed overzicht, zie Aikens v. Debow, 208 W. Va. 486 (W. Va. 2000)). Om te voorkomen dat een persoon ‘limietloos’ voor alle zuiver economische schade aansprakelijk kan worden gesteld, wordt de door het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht geboden bescherming beperkt. Zeker wanneer een economische slagader als de Antwerpse haven wordt geblokkeerd, zijn er immers onvermijdelijk ripple effects, waarbij heel wat (bijna ondenkbaar veel) economische actoren zuiver economische schade lijden. De persoon die wordt aangesproken, zou dreigen te worden overspoeld door een gigantisch aantal vorderingen. De vrachtwagenchauffeur die een container aan de haven moet afleveren, de fabriek die wacht op de inhoud van die container om een product te vervaardigen, de aannemer die rekent op dat product om een bouwwerf af te werken: al deze personen in de keten lopen vertraging in de uitvoering van hun verbintenissen op, en lijden zo zuiver economische schade. Een ander perspectief is ook mogelijk. Zo vertrekt het Nederlandse recht wél vanuit principiële vergoedbaarheid, wat te verklaren is door het bestaan van meerdere rechtsfiguren die het aantal vorderingen en de omvang van schadeloosstelling sowieso beperken (I. SAMOY, “Zuivere economische schade: hoe de pleinvrees overwinnen”, TBH 2013, 1039-1049).
Naar Belgisch recht komt zuiver economische schade in theorie voor schadeloosstelling in aanmerking. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de loondoorbetalingsarresten van het Hof van Cassatie, waarin werknemers onrechtmatig verhinderd worden te werken. Niet onbelangrijk is dat de zuiver economische schade in die arresten pas voor schadeloosstelling in aanmerking komt voor zover er een onderliggend voordeel verloren is gegaan. De werkgever mist ondanks de doorbetaling van loon arbeidsprestaties en het is dat verlies (tegenover nettoloon) dat wordt vergoed, terwijl andere uitbetalingen (brutoloon) niet voor schadeloosstelling in aanmerking komen (zie C. BORUCKI, Buitencontractueel kostenverhaal door de overheid, Antwerpen, Intersentia, 2023, 332, nr. 240). Hierin schuilt wellicht een algemeen principe.
Het oorzakelijk verband
Hoewel zuiver economische schade naar Belgisch recht dus wel degelijk een plicht tot schadeloosstelling kan doen ontstaan, moet de benadeelde naast schade ook een oorzakelijk verband aantonen. Daarover merk ik hier alleen op dat de kans groot is dat Belgische rechters zullen oordelen dat het oorzakelijk verband tussen het tot aansprakelijkheid leidend feit en de zuiver economische schade op een bepaald moment uitdooft. Naarmate de rimpeling van de boerenprotesten in de economie uitdijt, kan men sterker beginnen te twijfelen of het beweerdelijk tot aansprakelijkheid leidende feit het risico op het ontstaan van de aangevoerde schade wel heeft verhoogd. Het schadegeval wordt daarnaast hoe dan ook almaar minder noodzakelijk voor het ontstaan van die schade, bijvoorbeeld omdat de benadeelde verder in de keten zich eenvoudiger elders kon bevoorraden (over het huidige ‘oorzaaksbegrip’, zie M. KRUITHOF, “Een kritische analyse van het concept causaliteit in het ontwerp van de Commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht”, TPR 2021, 269-321). Artikel 6.18, §2 van het recent aangenomen Boek 6 BW geeft rechters op dat vlak een wettelijke grondslag. Rechters kunnen op grond van die bepaling de aansprakelijkheid afwijzen wanneer het verband tussen het tot aansprakelijkheid leidende feit en de schade zo verwijderd is dat het onredelijk zou zijn de schade toe te rekenen aan de persoon die wordt aangesproken.
§2. Er is evenwel geen aansprakelijkheid indien het verband tussen het tot aansprakelijkheid leidende feit en de schade dermate verwijderd is dat het kennelijk onredelijk zou zijn de schade toe te rekenen aan de persoon die wordt aangesproken. Bij deze beoordeling wordt in het bijzonder rekening gehouden met het onwaarschijnlijke karakter van de schade in het licht van de normale gevolgen van het tot aansprakelijkheid leidende feit en met de omstandigheid dat dit feit niet op betekenisvolle wijze heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade.
Artikel 6.18, §2 van het recent aangenomen Boek 6 BW
Het tot aansprakelijkheid leidende feit
Een laatste puzzelstuk is het vereiste van een tot aansprakelijkheid leidend feit. De benadeelde moet de beweerde schadeverwekker bijvoorbeeld een fout kunnen verwijten, waarbij de schending van een buitencontractuele gedragsregel voorligt. Hierbij is te onthouden dat men op veel verschillende manieren kan betogen. De boerenprotesten van 2024 bewijzen dat een betogend ‘collectief’ vooral een optelsom van individuen kan zijn, met andere ideeën over het doel van de betoging en diverse meningen over hoe een boodschap best wordt uitgedragen. De uitoefening van de rechten op vereniging en vrijheid van meningsuiting is niet zomaar onrechtmatig. Brengen betogers echter schade toe aan personen en zaken, dan handelen zij onrechtmatig omdat zij strafrechtelijke bepalingen die welbepaald gedrag verbieden, schenden (met name de artikelen 418 e.v. en 510 e.v. Sw). Er zijn ook strafrechtelijke bepalingen die kwaadwillige belemmering van het verkeer verbieden (artikelen 408-410 Sw). Daarnaast geldt ook de algemene zorgvuldigheidsnorm. Wie evenwel op vredevolle wijze zijn ongenoegen met de gang van zaken uit, handelt allicht zoals een voorzichtig en redelijk persoon…
Beluister hier mijn interview over deze problematiek in ‘De Wereld Vandaag’ op Radio 1.
0 reacties