Binnenkort start een nieuwe Themisopleiding over de meest recente ontwikkelingen in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. De opleiding biedt een overzicht van de recentste ontwikkelingen binnen deze rechtstakken met een vooruitblik op de bepalingen van Boek 6 BW. Wist u bijvoorbeeld dat net voor het einde van deze legislatuur nieuwe verzekeringswetgeving is goedgekeurd? Wist u dat een fout begaan bij een wildstaking kan leiden tot kwalitatieve aansprakelijkheid van de werkgever? Wist u dat er talrijke cassatiearresten zijn geveld die het leerstuk van overheidsaansprakelijkheid verder vorm geven? Wist u dat art. 8.6, lid 2 BW (verlaging van de bewijsstandaard voor een positief feit dat uit zijn aard moeilijk of onmogelijk met zekerheid te bewijzen is) al eens is toegepast op het oorzakelijk verband? Wist u dat talrijke recente cassatiearresten handelen over de do’s & don’ts van het herstel in natura, ook ten opzichte van de overheid? Vindt u uw weg nog uit het doolhof van nieuwe regelgeving inzake digitalisering en, daarmee samenhangend, de verwerking van persoonsgegevens in private verzekeringen? Last but not least: wil u al eens kennismaken met het nieuwe Boek 6 buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en horen wat dit Boek in petto heeft voor samenloop, hulppersonen, schade- en schadeloosstelling, oorzakelijk verband…?

Schrijf u dan nu in voor de Themis-opleiding! De sessies vinden plaats op 18 april (Brussel), 22 april (Kortrijk), 30 april (Hasselt) en 2 mei (Leuven en livestream). Inschrijven kan via deze link.

In deze blogpost geven we u alvast een voorproefje over het herstel in natura ten opzichte van de overheid.

In het Belgische aansprakelijkheidsrecht staat het inmiddels buiten kijf dat ook de overheid aansprakelijk gesteld kan worden voor de schade die ze foutief aanricht. Het Hof van Cassatie bevestigde dit voor de drie machten: de uitvoerende (sinds het ‘Flandria-arrest’), de rechterlijke (sinds het ‘Anca-arrest’) en de wetgevende macht (sinds het ‘Sektenarrest’). Een vraag die tot op vandaag voor moeilijkheden blijft zorgen, is in welke mate de rechter de overheid kan opleggen om de schade die ze veroorzaakte in natura te herstellen. Die moeilijkheid kwam onder meer naar voren in de uitspraak in de klimaatzaak. In deze bijdrage licht ik het cassatiearrest van 17 november 2023 toe waarin herstel in natura door de overheid centraal stond. Aansluitend werp ik kort een blik op hoe Boek 6 BW met het herstel in natura omgaat.

Herstel in natura als primaire vorm van schadeloosstelling

Herstel van de schade in natura betekent dat de benadeelde wordt geplaatst in de toestand die er zou zijn geweest mocht de onrechtmatige daad niet zijn begaan. Het herstel in natura is de normale vergoedingswijze (zie recent Cass. 14 december 2023). De rechter is er daarom in principe toe gehouden het herstel in natura te bevelen wanneer de benadeelde dit vraagt of de aansprakelijke dit aanbiedt. De rechter kan geen herstel in natura opleggen wanneer dat rechtsmisbruik zou uitmaken.

Een belangrijke vraag is of de rechter ook aan de overheid die een onrechtmatigheid begaat zomaar kan opleggen om de benadeelde schadeloos te stellen door middel van herstel in natura. Het is belangrijk dat de rechter zich hierdoor niet in de plaats stelt van de overheid en zo het beginsel van de scheiding der machten schendt. Wanneer de rechter schadeherstel in natura oplegt, mag hij de beoordelingsvrijheid van de overheid niet inperken noch zich in de plaats stellen van de overheid. De rechter die aan de overheid maatregelen tot herstel in natura van de schade oplegt, moet daarom op de onwettigheid duiden waaraan de maatregelen een einde moeten stellen. Hij moet daarnaast ook de draagwijdte van de maatregelen precies uiteenzetten.

Herstel in natura door middel van het terugdraaien van een uitlevering?

Het Hof van Cassatie stelde de principes over het herstel in natura opgelegd aan de overheid opnieuw op scherp in zijn arrest van 17 november 2023. Een man – verweerder in cassatie – werd in België veroordeeld voor strafbare feiten en zat hier ook zijn gevangenisstraf uit. Aansluitend op het uitvoeren van zijn straf ontnemen de Belgische autoriteiten hem zijn vrijheid met het oog op een uitlevering aan de Verenigde Staten. De verweerder vecht die uitlevering aan voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) omdat ze in strijd zou zijn met zijn fundamentele rechten. Het EHRM beveelt een opschorting van de uitlevering. Desondanks levert de Belgische Staat de verweerder uit.

Wanneer het EHRM een schending van zijn mensenrechten vaststelt, start hij in België een procedure op om de Belgische Staat te verplichten de schade die hij lijdt door de uitlevering te herstellen. Uiteindelijk veroordeelt de rechter in beroep de Belgische Staat tot het nemen van verschillende maatregelen bij wijze van herstel in natura. Het negeren van de opschorting van uitlevering opgelegd door het EHRM maakt immers een fout uit. De meest gepaste maatregel om de schade te herstellen is door een einde te stellen aan de vrijheidsberoving en de vervolging in de Verenigde Staten. De rechter erkent echter dat het beginsel van scheiding der machten eraan in de weg staat dat hij de Belgische Staat verplicht om de terugkeer van de verweerder te organiseren. Wel legt hij de verplichting op om zich tot de Amerikaanse autoriteiten te richten via diplomatieke weg, en zo de terugkeer van de verweerder te bepleiten en zich ertoe te engageren om de voorwaarden van een eventuele terugkeer te onderhandelen. Daarnaast moet de Belgische Staat ook, in geval van akkoord, de nodige documenten aanleveren voor de terugkeer van de verweerder.

De Belgische Staat stelt cassatieberoep in tegen de uitspraak. Hij is van oordeel dat de rechter onder meer het beginsel van de scheiding der machten schendt en zich inmengt met de bevoegdheden van de uitvoerende macht. De beslissing over uitleveringen is immers een bevoegdheid die aan de uitvoerende macht toekomt. Het Hof van Cassatie besluit dat de rechter zich niet inmengt met de bevoegdheid toegewezen aan de Belgische Staat door het herstel in natura te bevelen en maatregelen op te leggen aan de overheid om een schadeverwekkende onwettigheid te verhelpen. De beslissing van de rechter in casu is niet strijdig met het beginsel van de scheiding der machten.

Herstel in natura in Boek 6 BW

Onder het toekomstige aansprakelijkheidsrecht blijft de situatie wat betreft het herstel in natura grotendeels ongewijzigd. Deze regels zijn ook van toepassing op de overheid. In artikel 6.31, §2 BW verankerde de wetgever de mogelijkheid om de benadeelde schadeloos te stellen door herstel in natura of door schadevergoeding. Het herstel in natura is geregeld in artikel 6.33 BW.

§ 1. Het herstel in natura strekt ertoe de schadelijke gevolgen van een tot aansprakelijkheid leidend feit in werkelijkheid ongedaan te maken.

De rechter kan hiertoe de rechtstoestand van partijen wijzigen of bevel geven maatregelen uit te voeren door de aansprakelijke of, op diens kosten, door een derde en kan de benadeelde machtigen zich hiervoor in de plaats te stellen van de aansprakelijke.

§ 2. Wanneer de benadeelde dit vordert, wordt het herstel in natura bevolen, tenzij dit onmogelijk of kennelijk onredelijk is, de uitoefening van dwang op de persoon van de aansprakelijke vereist of in strijd is met de menselijke waardigheid. De aansprakelijke kan aanbieden om de schade in natura te herstellen. De benadeelde kan evenwel dit aanbod weigeren indien hij hiervoor gegronde redenen heeft.

Artikel 6.33 Herstel in natura

In §2 bepaalt de wet nu uitdrukkelijk in welke gevallen de rechter het verzoek tot herstel in natura van de benadeelde kan afwijzen. De wetgever codificeert hiermee o.m. de cassatierechtspraak die herstel in natura uitsluit in geval van rechtsmisbruik. In de Memorie van Toelichting bij Boek 6 wordt verwezen naar het begrip rechtsmisbruik zoals vervat in artikel 1.10 BW.

Wanneer de aansprakelijke herstel in natura aanbiedt, kan de benadeelde het aanbod weigeren indien daar gegronde redenen voor zijn. Volgens de Memorie van Toelichting geniet de rechter een ruime beoordelingsmarge om de gegrondheid van die redenen na te gaan. Zo kan de benadeelde het herstel in natura weigeren wanneer dit een samenwerking van de partijen vereist terwijl hun persoonlijke verhoudingen ernstig verstoord zijn, en er dus een totaal gebrek aan vertrouwen tussen de partijen is.

Doctorandus aan het Instituut voor Verbintenissenrecht KU Leuven | + posts

0 reacties

Een reactie achterlaten

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *